Showtraining - Kynologie
Tijdens de tentoonstelling bepaalt een raskeurmeester in welke mate de hond voldoet aan de rasstandaard. Deze vaststellingen worden vastgelegd in volgende kwalificaties: uitmuntend, zeer goed, goed, matig, voldoende, onvoldoende. Enkel de honden met de kwalificaties ‘uitmuntend’ , ‘zeer goed’ en ‘goed’ mogen voor de fok gebruikt worden.
Op de tentoonstellingen worden de honden ingedeeld in leeftijdsklassen.
De verschillende klassen zijn als volgt:
4 tot 6 maand: de babyklassen
6 tot 9 maand: de puppyklassen
9 tot 18 maand: de jeugdklas
15 tot 24 maand: de tussenklasse
Ouder dan 24 maand: de gebruikshondenklasse voor honden met een werkcertificaat.
Duitse Herders, ouder dan 24 maanden, moeten een werkcertificaat hebben om nog te kunnen deelnemen aan een tentoonstelling. Dit onderstreept duidelijk het belang dat de rasvereniging hecht aan het in stand houden van de werkeigenschappen.
De voorbereiding voor de tentoonstelling vraagt een regelmatige training.
Enerzijds is er de fysieke training en anderzijds de ringtraining. De Duitse herder is een zeer goede draver en kan een grote afstand overbruggen in draf. Door de fysieke training verhoogt het uithoudingsvermogen van de hond en verstevigen zich de spieren en gewrichtsbanden, waardoor het lichaam in totaliteit vaster wordt. Bij de ringtraining, die op het kringgroepterrein gebeurt, leren hond en de geleider om zich in de loopring optimaal te bewegen, zowel in pas als in draf. Heel belangrijk is ook het gewennen aan contacten met vreemde personen. Tijdens het meten, wegen, tandcontrole, teelbalcontrole, schotproef, enz, moeten de honden zich vrij en onbevangen gedragen.
De VVDH richt jaarlijks enkele clubmatchen in. De Sieger-tentoonstelling is de belangrijkste en kent een grote internationale uitstraling.